Hoe kies je de juiste zonnepaneleninstallatie voor jouw dak? Hoeveel zonnepanelen heb je nodig en welke omvormer hoort daarbij? Om dat te berekenen start je best vanuit je jaarlijkse verbruik, dat je kan terugvinden op je jaarlijkse energiefactuur. Dat getal, uitgedrukt in kWh, moet je delen door het vermogen (uitgedrukt in Wattpiek) van één zonnepaneel (bijvoorbeeld panelen van het type DMEGC Full Black: 400 Wp). De uitkomst is het aantal zonnepanelen dat je nodig hebt, althans voor een “ideaal” dak met een gunstige hellingshoek en oriëntatie (zie verder). Zijn deze minder optimaal, dan heb je misschien meer panelen nodig.

Een concreet voorbeeld: De familie Peeters uit Kruishoutem verbruikt jaarlijks 4.000 kWh. Ze hebben dus 4.000 / 400 = 10 DMEGC Full Black panelen nodig.

Er zijn echter nog enkele andere factoren die dat totale aantal naar beneden kunnen doen zakken:

• Obstakels op het dak: ramen, schoorstenen, goten…
• Afwijkende delen van het dak: soms zijn delen van het dak iets vlakker of steiler dan andere.
• Marge tot aan de dakrand: zonnepanelen worden niet helemaal tegen de dakrand gelegd. Er wordt steeds een kleine marge voorzien.
• Schaduw door bomen of aangrenzende huizen.

Je kiest dus best voor Tier 1-merken, maar welke panelen zijn dan de beste? Gelukkig bestaan er een aantal criteria waarmee je de verschillende merken zonnepanelen goed kan vergelijken:

• Garantie. Bij zonnepanelen zijn er twee soorten garantie: productgarantie en vermogensgarantie (zie verder).
• Rendement. Dat ligt bij de betere merken (bv Trinasolar, Hyundai) tussen de 20 en 22%. Een hoog rendement is zeker belangrijk bij kleinere daken.
• Temperatuurcoëfficient (P-max). Zonnepanelen verliezen aan rendement als ze het té warm krijgen. Ze renderen daarom vaak beter in de lente en herfst dan in de volle zomer. Het verlies aan rendement wordt uitgedrukt in percentage per graad Celcius. Goede zonnepanelen hebben een P-maxwaarde van minder dan 0,50%/°C.

• De productgarantie of fabrieksgarantie is de belangrijkste: je hebt recht op een nieuw paneel mocht het wegens een productiefout niet meer werken. De meeste producenten bieden een garantie van tussen de 10 en de 25 jaar.
• De installatiegarantie op je zonnepanelen bedraagt steeds 2 jaar.
• De vermogensgarantie is een garantie die een beperkt verlies van vermogen garandeert. Dat verlies bedraagt ongeveer 0,7% per jaar. Na 25 jaar – de geschatte levensduur van zonnepanelen – zou er dus nog 80% van het vermogen moeten overblijven: dat is de vermogensgarantie.

Standaard bedraagt de productgarantie op omvormers 5 jaar, soms ook 10 jaar.

Wat als je installateur failliet gaat? In dat geval kunnen de productgaranties overgenomen worden door een andere leverancier. Zorg ervoor dat je alle documenten goed bijhoudt: keuringsverslag, inplantingsplan, garantiebewijzen… En ga bij de keuze van de nieuwe leverancier goed na hoe betrouwbaar die is: hoe lang is hij al actief in de zonnepanelenmarkt, hoe solvabel is hij, of er veel personeelsverloop is, enz.

In principe is het perfect mogelijk om zelf zonnepanelen te plaatsen. Je bespaart daarmee ongeveer 30% op de totale kostprijs bij een installateur. Degelijke kennis en veiligheid zijn hier echter twee heel belangrijke voorwaarden. Bovendien sta je ook zelf in voor keuring en registratie bij de VREG en de netbeheerder. Ook ben je alleen verantwoordelijk voor een optimaal rendement, met een juiste hellingshoek, oriëntatie en ventilatie, en met een correcte uitlijning ten opzichte van de dakrand.

Kortom: zonnepanelen zelf installeren: het kan, maar we raden aan om met een erkend installateur te werken.